reserveer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ser·veer

Werkwoord

vervoeging van
reserveren

reserveer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reserveren
    • Ik reserveer. 
  2. gebiedende wijs van reserveren
    • Reserveer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reserveren
    • Reserveer je?