reproductierecht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pro·duc·tie·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reproductierecht reproductierechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het reproductierechto

  1. (juridisch) het recht van de auteur of andere rechthebbende van een werk letterkunde of kunst om als enige dit werk te reproduceren of te laten reproduceren
    • Het reproductierecht laat kopiëren voor privé-, intern- en onderwijsdoeleinden toe. 

Gangbaarheid