repelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·pe·laar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van repelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | repelaar | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord 'repelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.