reparabel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pa·ra·bel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen reparabel reparabeler reparabelst
verbogen reparabele reparabelere reparabelste
partitief reparabels reparabelers -

Bijvoeglijk naamwoord

reparabel

  1. herstelbaar
    • In onze weggooimaatschappij zijn veel producten niet meer reparabel, als ze kapot zijn moet je een nieuwe kopen. 
    • In Ghana is alles reparabel, niets wordt weggegooid, alles wat kapot is kan weer gemaakt worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen