renen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
renen
reende
gereend
zwak -d volledig

Werkwoord

renen

  1. overgankelijk met een markering afzetten
  2. ergatief een grens delen
Typische woordcombinaties
  • [2] renen aan
    grenzen aan
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

de renenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord reen

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • re·nen

Zelfstandig naamwoord

renen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van ren