remplaceerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rem·pla·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
remplaceren

remplaceerde

  1. enkelvoud verleden tijd van remplaceren
    • Ik remplaceerde. 
    • Jij remplaceerde. 
    • Hij, zij, het remplaceerde.