reminiscentie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·mi·nis·cen·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord reminiscentie reminiscenties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

reminiscentie v [2]

  1. door een waarneming opgeroepen herinnering
     Wat is het toch dat ik steeds weer mijn oude jongensboeken herlees en dat die me nooit vervelen? Is het de reminiscentie aan de oerwereld van mijn kindertijd? Thuis hadden wij op zolder een oude commode staan waarin de zondagsschoolboeken van mijn ouders zaten. Als kind zat ik vaak in die commode te neuzen en ontdekte daar de mooiste boeken.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. reminiscentie op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    Dr. Ewald Mackay
    “Column: Waarom ik steeds weer mijn oude jongensboeken lees” (13-03-2017), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be