rekruteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·kru·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in dienst roepen’ voor het eerst aangetroffen in 1668 [1]
  • van Frans recruter met het achtervoegsel -eren [2][3]

Werkwoord

rekruteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rekruteren
rekruteerde
gerekruteerd
zwak -d volledig
  1. werven van personen voor het leger of voor een ander doel
    • Damascus, zegt Mohammed, was ook de woonplaats van hun gezin: „Een drukke stad, anders dan hier.” Hij zat er op de middelbare school („ik was zestien”) toen het Vrije Syrische Leger jongens begon te rekruteren. „Jongens van mijn leeftijd tot ongeveer dertig jaar.” Hij vluchtte. Een jaar later vluchtten ook zijn moeder en zijn broer, en nog later, vorig jaar, zijn vader. Ze zijn nu allemaal in Nederland. [4] 
Schrijfwijzen
  • recruteren (tot 1996 toegelaten in officiële spelling)
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen