reisgenote

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·ge·no·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reisgenote reisgenotes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reisgenotev

  1. vrouw waarmee men samen een reis maakt
     Daarna stond hij op, pakte zijn jas van de grond, sloeg hem om zijn schouders, stak een veldje over en liep naar zijn reisgenote.[2]
     Warmbier stal een een vlag met propaganda. Het kostte uiteindelijk zijn leven. Voor zijn Deense reisgenote is het verhaal dat Noord-Korea vertelt, onbegrijpelijk.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2022 Weblink bron “Wat overkwam Otto Warmbier precies in Noord-Korea?” (21-06-2017), NOS