registreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gis·treert

Werkwoord

vervoeging van
registreren

registreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van registreren
    • Jij registreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van registreren
    • Hij registreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van registreren
    • Registreert!