regimentscommandant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gi·ments·com·man·dant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regimentscommandant regimentscommandanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de regimentscommandantm

  1. (militair) (beroep) bevelvoerder over een regiment
     Ofschoon de bewoordingen van de order de regimentscommandant niet geheel en al duidelijk waren en de vraag was gerezen hoe die bewoordingen moesten worden opgevat - in marstenue of niet - was in de raad van bataljonscommandanten besloten het regiment in paradeuniform te laten aantreden en wel met de motivering dat te veel eerbetoon altijd beter was dan te weinig.[2]
     Het 45-ste pantserinfanteriebataljon zet de tradities voort van het regiment waar Brummelhuis in 1940 diende. De erewacht bestaat vandaag uit militairen van dat, in Ermelo gelegerde legeronderdeel. Regimentscommandant, kolonel Cees de Rijke spreekt een welkomswoord. Dominee Jaap Knoop spreekt woorden van bezinning en Victor Brummelhuis, een neef van Wim uit Winterswijk, spreekt namens de familie.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 27 januari 2022 Weblink bron
    Roel Lutkenhaus
    “Gesneuvelde Wim Brummelhuis uit Bornerbroek postuum geëerd” (08-04-2011), Tubantia