regeringsmacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·rings·macht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regeringsmacht regeringsmachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

regeringsmacht v/m [1]

  1. voldoende bevoegdheid hebben om te kunnen en mogen regeren
     Zweden gaat een politiek instabiele tijd tegemoet. Het is onwaarschijnlijk dat de Zweden Democraten directe regeringsmacht krijgen. In de oppositie kan de partij minderheidsregeringen van zowel rechts als links maken of breken. Het is mogelijk dat de anti-immigratiepartij de gedoogpartij van een rechtse regering zal worden.[2]
  2. de macht van een regering
     Volgens plaatsvervangend partijsecretaris voor juridische zaken Paul Mangwana zijn de voornaamste redenen om de 93-jarige Mugabe af te zetten dat ,,hij zijn vrouw toestaat regeringsmacht naar zich toe te trekken en dat hij zelf ,,te oud is en niet zonder hulp kan lopen. De afzettingsprocedure zou in twee dagen afgerond kunnen zijn, zei Mangwana.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron
    Rolien Creton
    “Zweedse anti-immigratiepartij: wij zijn de elephant in the room” (Zondag 9 september 2018), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron “Slechts vijf ministers bij Mugabe, rest bezig met afzetting president” (21-11-2017), Tubantia