regeringsfractie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·rings·frac·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regeringsfractie regeringsfracties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de regeringsfractiev

  1. (politiek) gezamenlijk optredende groep parlementariërs die de regering aan de macht wil houden
     Na zijn aftreden was hij nog anderhalf jaar Tweede Kamerlid. Het oppositievoeren, wat hij van 2006 tot 2010 had gedaan, vond hij prachtig. Onderdeel zijn van een regeringsfractie, en „in het gareel” moeten lopen, lag hem minder. „Niet de leukste tijd van mijn leven.”[1]
     Terwijl Kamerfracties hun energie richten op het formeren van een nieuw kabinet, moeten de demissionaire ministers lopende zaken afhandelen en de natie vertegenwoordigen. Veel macht hebben ze niet meer. De discipline van de regeringsfracties brokkelt af. Normaal zorgen zij ervoor – soms met tegenzin – dat het kabinet kan regeren. Maar in de formatie hebben ze minder interesse in het koste wat kost steunen van de eigen ministers.[2]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
  • coalitiefractie (als op niveau van een land of deelstaat één partij de meerderheid heeft, kan er een regeringsfractie zijn, zonder coalitie(fracties); op lokaal en regionaal niveau kunnen er ook coalities voorkomen, maar de begrip "regering(sfractie)" is daarvoor niet gebruikelijk.

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 7 augustus 2020 Weblink bron
    Barbara Rijlaarsdam
    “Fred Teeven: ‘Van dealmaker werd ik teddybeer op de bus’” (28 mei 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 7 augustus 2020 Weblink bron
    Derk Stokmans & Jeroen Wester
    “Parlement pakt de ruimte” (2 juli 2010) op nrc.nl op Wikipedia