regent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gent
Woordherkomst en -opbouw
  • zn regént: Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestuurder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1440 [1]
  • ww régent:  regen ww  met de uitgang -t
enkelvoud meervoud
naamwoord regent regenten
verkleinwoord regentje regentjes

Zelfstandig naamwoord

regént m

  1. iemand die voor de eigenlijke vorst het koningschap waarneemt
  2. een lid van de heersende klasse, met name maar niet uitsluitend tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
    • Ook in het Nederland na 2000 schuiven de regenten via het oldboysnetwork elkaar nog steeds de goede baantjes toe 
  3. (beroep), (historisch) inheems bestuurder in het voormalige Nederlands-Indië
      De adsistent-resident gelast den Regent, hem opgaven te doen.[2]

Werkwoord

vervoeging van
regenen

régent

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van regenen
     Het regent in de Mojave zo zelden dat de slapende zaden soms pas na een aantal jaar ontkiemen.[3]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen