regaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regaal [1,2,4,5]: regalen
[3]: regalia
[3]: regaliën
verkleinwoord regaaltje regaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het regaalo

  1. (muziekinstrument) geheel van rietpijpen aangeblazen met een blaasbalg en bespeeld met een toetsenbord
    • Het regaal was in de renaissance en barok een populair instrument. 
  2. (muziek) een register op een orgel dat de klank van [1] nabootst
  3. koninklijk voorrecht
  4. iets wat als uiting van respect wordt aangeboden, zoals een beleefdheidsgeschenk of een feestelijke maaltijd
  5. (meubel) eenvoudige kast in de vorm van een stellage van horizontale planken tussen staanders, zonder deuren en vaak ook zonder achterwand
     Op het keukeneiland is er een open regaal dat ruimte biedt aan het dagelijks servies. Op andere plaatsen vormen de open regalen als het ware een etalage waar Jeroen zijn persoonlijke spullen een prominente plaats kan geven.[10]
  6. geen meervoud (verouderd) zwavelzuurarsenicum of ander gif gebruikt als middel om knaagdieren te verdelgen
Synoniemen
Hyponiemen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen regaal regaler regaalst
verbogen regale regalere regaalste
partitief regaals regalers -

Bijvoeglijk naamwoord

regaal

  1. koninklijk
    • Na zijn val in de modder bood de jonge vorst geen bijster regale aanblik. 
Vertalingen

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[11]

Meer informatie

Verwijzingen