reformist

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·for·mist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reformist reformisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

reformist m [1]

  1. iemand die hervormingen nastreeft
    • De ’Tory’s’ sloten zich vervolgens aan bij de fractie van Europese Conservatieven en Reformisten waar ook de Nederlandse partij ChristenUnie onderdeel van uitmaakt. „Een stel idioten bij elkaar”, verklaarde een fractiemedewerker deze maand nog op het partijcongres van de Conservatieven. „Wij Britten zijn te arrogant en koppig om te kijken wat Brussel nu werkelijk doet en zitten daarom puur voor het sentiment van de eurofobe achterban in een vleugellamme fractie.” [2] 
    • Ramadan zelf denkt daar anders over. „Ik denk dat ik de belangrijkste islamitische trend representeer, namelijk de reformistische”, zegt hij eind mei tijdens een lezing over intellectuele hervorming onder moslims aan de Radboud Universiteit Nijmegen. „De grote meerderheid van moslims, zelfs van praktiserende moslims, is reformist.” [3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf SONNY DUIJN 08 nov. 2012 Britten op weg naar Brixit
  3. Reformatorisch Dagblad Jacob Hoekman 18-09-2009 Ramadan; salafist en ook nog hervormer
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be