reflecteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: reflecteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·flec·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
reflecteren |
reflecteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reflecteren
- Jij reflecteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reflecteren
- Hij reflecteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van reflecteren
- Reflecteert!