refereer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·fe·reer

Werkwoord

vervoeging van
refereren

refereer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van refereren
    • Ik refereer. 
  2. gebiedende wijs van refereren
    • Refereer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van refereren
    • Refereer je?