rectum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rec·tum
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘endeldarm’ voor het eerst aangetroffen in 1777 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rectum recta
rectums
verkleinwoord rectumpje rectumpjes

Zelfstandig naamwoord

rectum o [3]

  1. (anatomie) endeldarm
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
   1. zie: endeldarm   

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
  • IPA: /ʁɛktɔm/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  rectum     le rectum     rectums     les rectums  

Zelfstandig naamwoord

rectum m

  1. (anatomie) endeldarm