reconstrueerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·con·stru·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
reconstrueren

reconstrueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van reconstrueren
    • Ik reconstrueerde. 
    • Jij reconstrueerde. 
    • Hij, zij, het reconstrueerde.