reciprociteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ci·pro·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reciprociteit reciprociteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de reciprociteitv

  1. wederkerigheid, wederzijds overeenkomstig handelen
    • De reciprociteit van goederen en diensten verliep goed. 
Vertalingen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be