rechtlijnig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • recht·lij·nig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rechtlijnig rechtlijniger rechtlijnigst
verbogen rechtlijnige rechtlijnigere rechtlijnigste
partitief rechtlijnigs rechtlijnigers -

Bijvoeglijk naamwoord

rechtlijnig

  1. (van doen en denken) zonder bochten of uitzonderingen
    • Volgens zijn familie en vrienden was de zeer sober levende Edhi een diepgelovige man, maar op een meer mystieke wijze, die niet strookte met het rechtlijnige geloof van de extremisten.[1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Joeri Boom 11 juli 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be