reageer af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·a·geer af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afreageren

reageer af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afreageren
    • Ik reageer af. 
  2. gebiedende wijs van afreageren
    • Reageer af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afreageren
    • Reageer je af? 


Gangbaarheid