razende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·zen·de
Bijvoeglijk naamwoord
razende
- verbogen vorm van de stellende trap van razend
Werkwoord
vervoeging van: | razen |
razende
- verbogen vorm van razend, het onvoltooid deelwoord van razen
razende
vervoeging van: | razen |
verbogen vorm: | razendee |
razende