rauwig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rau·wig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rauwig | rauwiger | rauwigst |
verbogen | rauwige | rauwigere | rauwigste |
partitief | rauwigs | rauwigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
rauwig [2]
- zonder veel opsmuk
- Op het oog is De Ceuvel een sympathiek houtje-touwtje-achtig waterkantcafeetje, maar het is heel veel meer. Het café aan de Papaverweg in Noord is bijna zelfvoorzienend (er is zelfs een biogasboot), opgebouwd uit gerecycled materiaal en de groenten komen uit de buurt. Het is rauwig, maar ook idyllisch, met eindeloze zonsondergangen. Zoals Berni zegt: "Heerlijk om met vrienden drankjes aan het water te drinken." [3]
Synoniemen
- [1] ruw, simpel, ongekunsteld, onbewerkt
Gangbaarheid
- Het woord rauwig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rauwig" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ rauwig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 6 juni 2016 Oproep: welke dingen móet je in Amsterdam gedaan hebben?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be