rauscht

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • rauscht

Werkwoord

du rauscht

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche

Werkwoord

er, sie es rauscht

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche

Werkwoord

dihr rauscht

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche (lokale variant)
Schrijfwijzen

Werkwoord

ihr rauscht

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche (lokale variant)
Schrijfwijzen

Werkwoord

du rauscht

  1. derde persoon enkelvoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche

Werkwoord

er, sie, es rauscht

  1. derde persoon enkelvoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche

Werkwoord

dihr rauscht

  1. tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche (lokale variant)
Schrijfwijzen

Werkwoord

ihr rauscht

  1. tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rausche (lokale variant)
Schrijfwijzen