ratificeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ti·fi·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
ratificeren

ratificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van ratificeren
    • Ik ratificeerde. 
    • Jij ratificeerde. 
    • Hij, zij, het ratificeerde.