raspaard

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

raspaard
Uitspraak
Woordafbreking
  • ras·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord raspaard raspaarden
verkleinwoord raspaardje raspaardjes

Zelfstandig naamwoord

het raspaardo

  1. (paardrijden) paard dat in sterke mate een bepaalde gewenste combinatie van erfelijke eigenschappen vertoond
    • De Kortrijkzaan Savery schilderde verzonnen werelden, rond de Orpheusmythe of het paradijsthema, maar dan wel met veel zin voor realisme. En al is zijn leeuw niet helemaal anatomisch correct weergegeven, Savery ging prat op grote precisie. Hij was ook een van de eersten om dieren een portret te gunnen: raspaarden met lange manen, maar evengoed de helden van het neerhof zoals de kip en de haan. [2] 
  2. iets of iemand van heel goede kwaliteit
    • 'Ronaldo was een dartelend veulen bij zijn komst in 2003. Je kon zien dat hij een ongelooflijk raspaard zou worden. Speels, vaak puur gericht op zichzelf. Hij had in zijn hoofd dat hij de beste speler van de wereld wilde worden. Hij wist alleen niet precies hoe de route was. [3] 
    • De hysterie van Oranje werd ingeruild voor ontroering in eigen naam. Door jonge twintigers die nog een heel sportleven voor de boeg hebben. De polder ineens toch weer een etalage van raspaardjes. In 2016 ligt in Rio voor individuele Nederlandse atleten een handvol medailles voor het oprapen. Idem dito voor handbalsters in ploegverband. [4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 19 november 2016
  3. Volkskrant W. Vissers 27 april 2013
  4. NRC H. Camps 24 december 2015
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be