rappelleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rap·pel·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
rappelleren

rappelleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van rappelleren
    • Ik rappelleerde. 
    • Jij rappelleerde. 
    • Hij, zij, het rappelleerde.