randde aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rand·de aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanranden

randde aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aanranden
    • Ik randde aan. 
    • Jij randde aan. 
    • Hij, zij, het randde aan. 


Gangbaarheid