ranchero

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ran·che·ro
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Spaans
enkelvoud meervoud
naamwoord ranchero ranchero's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rancherom

  1. bewoner van een ranch
  2. (landbouw) veefokker, paardenfokker
  3. (muziek) Mexicaanse folklore muziek
     Je kunt hier door de paddock nog geen tien meter lopen, of er staan wel een paar mariachi’s de ranchero te spelen op hun gitaren.[1]

Gangbaarheid

29 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Arjan Schouten
    “Armin mag het Mexicaanse feestje afmaken” (28-10-2018), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be