rallyen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ral·ly·en
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van rally met het achtervoegsel -en

Werkwoord

rallyen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rallyen
rallyde
gerallyd
zwak -d volledig
  1. (sport) meedoen aan een snelheidsrace over tijdelijk afgesloten, maar normaal gesproken openbare wegen
     Na drie dagen rallyen in de Algarve was het verschil tussen de Franse Citroën-coureurs op de finish in Faro iets meer dan een halve minuut.[1]
  2. (tennis) de bal, zonder eerst te laten stuiteren, direct terugslaan
     Bij 4-1 riep Bertens coach Raemon Sluiter de baan op. ‘Wat wil je doen’, vroeg hij aan zijn pupil, nadat hij twee opties gaf: aanpakken, of de rally aangaan. ‘Ik weet het niet, zeg jij het maar’, was haar antwoord, schouderophalend. Dat was geen goed teken, Sluiter verlangt juist van Bertens dat ze tijdens een partij meedenkt over de tactiek en de coachmomenten op de baan een dialoog zijn in plaats van eenrichtingsverkeer. Hij adviseerde haar te ‘rallyen’.[2]
  3. (economie) stijgen van de beurskoers van een of meer aandelen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Ogier troeft Loeb af in WK-rally” (27-03-2011), NOS
  2. Bronlink Weblink bron
    Rik Spekenbrink & Minne Groenstege
    “Bertens toont veerkracht en wint bij debuut op WTA Finals” (22-10-2018), Tubantia