ralentir
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ralentir |
ralentissais |
ralenti |
tweede groep | volledig |
ralentir
- overgankelijk vertragen; langzamer doen gaan
- onovergankelijk vertragen; langzamer gaan
- wederkerend vertragen; langzamer gaan
- wederkerend zich onthaasten