radiomonteur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·dio·mon·teur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van radio en monteur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | radiomonteur | radiomonteurs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de radiomonteur m
- iemand die voor zijn beroep radio's bouwt, onderhoudt of repareert
- De radiomonteur bouwde illegale radio's tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het Verzet.
Gangbaarheid
- Het woord 'radiomonteur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.