racemiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ce·mi·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
racemiseren

racemiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van racemiseren
    • Ik racemiseerde. 
    • Jij racemiseerde. 
    • Hij, zij, het racemiseerde.