puntzak

Uit WikiWoordenboek
Een puntzak met friet.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • punt·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord puntzak puntzakken
verkleinwoord puntzakje puntzakjes

Zelfstandig naamwoord

puntzak m [1]

  1. (huishouden) driehoekige zak meestal vervaardigd van papier
    • Geef mijn patat maar in een puntzak en doe er ook nog flink wat mayonaise op. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen