puist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • puist
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘pukkel’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord puist puisten
verkleinwoord puistje puistjes

Zelfstandig naamwoord

puist v/m

  1. (medisch) ontsteking van de huid die tot een bobbeltje leidt
Synoniemen
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen