pubescent

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pubescent    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• pu·bes·cent

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van puberteit

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	pubescent	pubescenter	pubescentst
verbogen	pubescente	pubescentere	pubescentste
partitief	pubescents	pubescenters	-

Bijvoeglijk naamwoord

pubescent

1. in de puberteit verkerend
2. (beschrijvende plantkunde) behaard

Gangbaarheid

• Het woord 'pubescent' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pubescent" herkend door:

29 %	van de Nederlanders;
25 %	van de Vlamingen.

Engels

Bijvoeglijk naamwoord

pubescent

1. pubescent; in de puberteit verkerend
2. (beschrijvende plantkunde) pubescent; behaard