psychiater

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • psy·chi·a·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zenuwarts’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord psychiater psychiaters
verkleinwoord psychiatertje psychiatertjes

Zelfstandig naamwoord

psychiater m

  1. (beroep)(psychologie) een arts die zich gespecialiseerd heeft in de psychiatrie
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen