psalter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • psal·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘Boek der Psalmen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord psalter psalters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het psaltero

  1. (muziekinstrument) oud snaarinstrument, voorloper van het hakkebord
  2. (religie) boek met vertalingen van de psalmen uit het Oude Testament
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen