provoceert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: provoceert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pro·vo·ceert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
provoceren |
provoceert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provoceren
- Jij provoceert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provoceren
- Hij provoceert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van provoceren
- Provoceert!