provisor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·vi·sor
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | provisor | provisors provisoren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de provisor m
- plaatsvervanger van een bisschop, rechter
- beheerder van een apotheek in dienst van een andere apotheker
- Apothekers te Paramaribo.
A; Ph. Samson, Heerenstraat No. 64
M.J. de la Parra, Zwartenhovenbrugstraat No. 140
C.A. van Spall, Zwartenhovenbrugstraat No. 100
E. Essed [Provisor], Steenbakkerijstraat No. 44
J. de la Fuente, Keizerstraat No. 24
A.S. del Castilho, Jodebreestraat No, 37
H.G. Jessurun, Saramaccastraat No. 6
J. Stirling, Keizerstraat No. 92
R.C. Buth [Provisor], Steenbakkerijstraat No. 32
H.L. Hotleuv [Provisor], Maagdenstraat No, 7
W.A. Dawson, Dominéstraat No. 32
[1]
- Apothekers te Paramaribo.
Gangbaarheid
- Het woord provisor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "provisor" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1928 Apothekers te Paramaribo.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be