provenir
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
provinc | provenia | provingut |
3e vervoeging | volledig |
provenir
- afkomstig zijn (van), voortvloeien (uit)
- IPA: /pɾoβeníɾ/
- pro·ve·nir
provenir
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
provenir |
provenía |
provenido |
volledig |
- overgankelijk afkomstig zijn van, voortvloeien uit
- [1] proceder