Naar inhoud springen

prothesis

Uit WikiWoordenboek
  • pro·the·sis
  • Leenwoord uit Laatlatijn prothesis, ontleend aan Oudgrieks prósthesis (πρόσθεσις) ‘het tegen iets aanzetten’.[1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord prothesis protheses
prothesissen
verkleinwoord

deprothesisv

  1. (taalkunde) insertie van een of meer klanken of een lettergreep aan het woordbegin
70 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[3]