projecteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: projecteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pro·jec·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
projecteren |
projecteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van projecteren
- Ik projecteer.
- gebiedende wijs van projecteren
- Projecteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van projecteren
- Projecteer je?