profiteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·fi·teert

Werkwoord

vervoeging van
profiteren

profiteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van profiteren
    • Jij profiteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van profiteren
    • Hij profiteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van profiteren
    • Profiteert!