profijtelijk

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·fij·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen profijtelijk profijtelijker profijtelijkst
verbogen profijtelijke profijtelijkere profijtelijkste
partitief profijtelijks profijtelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

profijtelijk [1]

  1. van iets dat je er voordeel van hebt; van iets dat het winstgevend is
    • Een paal in de winkel waar het tegoed van de ov-chipkaart kan worden opgewaardeerd, is voor de winkelier minder profijtelijk dan de strippenkaart. 'Mensen kunnen de kaart ook thuis via internet opladen. Het levert de winkelier ongeveer 55 procent van het aantal transacties van de strippenkaart. [2] 
    • Verder zette Aldo van der Laan vol in op merken als Huls (droge worst), Kips (leverworst), Linera (paté) en Zwan (conserven). Die strategie heeft er voor gezorgd, dat het bedrijf de laatste jaren minder private label produceert en meer eigen merken, wat meer profijtelijk is. [3] 
    • 'De staatsrechtelijke relatie tussen Nederland en de Caribische delen van het Koninkrijk is in 2010 veranderd. Sindsdien is er steeds meer aandacht voor samenwerking op economisch terrein. Dat is profijtelijk voor alle partijen. Het draagt ook bij aan de noodzakelijke financiële zelfstandigheid en stabiliteit van de Caribische eilanden', zei koning Willem-Alexander in de Troonrede. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen