profetenwoord

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·fe·ten·woord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord profetenwoord profetenwoorden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het profetenwoordo

  1. (religie) uitspraken van een mens die goddelijke boodschappen overbrengt
     Wij kunnen ons blijvend laten bemoedigen door een profetenwoord: ‘Blijf nu niet staren op wat vroeger gebeurde en staat bij het verleden niet stil. Zie, Ik ga iets nieuws beginnen: het is al ontloken, bemerkt gij het niet?’ (Jes 43, 18).[1]
  2. (figuurlijk) voorschrift van iemand die bijzonder veel gezag heeft, of voorspelling die juist blijkt
     Hij gelooft ‘dat wij wel verre van op weg te zijn naar de vernietiging van de ene klasse door de andere, integendeel, een regime van coördinatie en hiërarchisatie der klassen tegemoet gaan’: een profetenwoord inderdaad, al zal ook hier de wens de vader der gedachte geweest zijn.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 februari 2020 Weblink bron
    Ambroos-Remi van de Walle
    Kunst en geest : Uit liefde voor de kunst in: Vlaanderen., 193, jrg. 32 nr. 2 (maart/april 1983), Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Roeselare, p. 113
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 februari 2020 Weblink bron “Op het breukvlak van twee eeuwen.”, 2e druk (1976), Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, ISBN 90 214 2027 9, p. 507