proestte uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • proest·te uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitproesten

proestte uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitproesten
    • Ik proestte uit. 
    • Jij proestte uit. 
    • Hij, zij, het proestte uit. 


Gangbaarheid