proctor
Uiterlijk
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| proctor | proctors |
proctor
- (VS) surveillant; iemand die toezicht houdt tijdens een examen
- (VK) een bepaalde positie bij een universiteit
- (VK) (juridisch) iemand die bij bepaalde kerkelijke rechtzittingen als raadsman optreedt
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to proctor |
| he/she/it | proctors |
| verleden tijd | proctored |
| voltooid deelwoord |
proctored |
| onvoltooid deelwoord |
proctoring |
| gebiedende wijs | proctor |
proctor
- surveilleren
- (VK) (juridisch) als proctor optreedt